Plantafstanden

De reglementering omtrent de afstand tussen de beplantingen en de erfscheidingen, wordt bepaald in de artikelen 35, 35 bis, 36, 36 bis, 37 en 90 van het Veldwetboek van 7 oktober 1886, gewijzigd bij de wetten van 24 juli 1962, 15 april 1965, 25 juni 1967, 8 april 1969 en 12 juli 1976.

Bij beplanting van een goed dat verpacht of gepacht wordt, moeten daarenboven de beperkingen opgelegd door de pachtwet van 4 november 1969 nageleefd worden.

Afzonderlijke wetten regelen de afstand voor beplantingen langs openbare domeinen.

Hoogstammige bomen

Hoogstammige bomen mogen slechts op een afstand van de scheidingslijn tussen twee erven geplant worden zoals bepaald door vaste enerkende gebruiken. Bestaan er geen gebruiken dan mogen hoogstammige bomen slechts op 2 m van de scheidingslijn tussen twee erven geplant worden.

De wet definieert niet wat onder "hoogstammige" bomen wordt verstaan. Het behoort tot de bevoegdheid van de rechtbanken zich hierover in elk afzonderlijk geval uit te spreken. Algemeen wordt in de rechtspraak aangenomen dat bomen die zonder tussenkomst van de mens een hoogte van 3 m kunnen bereiken als hoogstammig dienen beschouwd te worden.

Inlichtingen omtrent de plaatselijke gebruiken kunnen ingewonnen worden op de griffie van de vrederechtbank van het kanton waar het goed gelegen is.

Andere bomen en hagen

De andere bomen en de levende hagen worden geplant op een afstand zoals bepaald door erkende en vaste gebruiken. Zijn er geen gebruiken in de streek dan moeten ze op minstens 50 cm van de scheidingslijn geplant worden.

Omtrent de hoogte en de breedte van de haag bestaan geen wettelijke bepalingen. Wanneer hierover geen plaatselijk gebruik bestaat, mag aangenomen worden dat je de haag zo hoog mag laten groeien als je wil, tenzij je van het recht enkel gebruik maakt om je buur te tergen, zonder enige noodzaak. In het laatste geval kan op grond van rechtsmisbruik de inkorting van de haag voor de vrederechter geëist worden.

Voor fruitbomen geplant als leibomen geldt een bijzondere regeling. Fruitbomen van om het even welke soort mogen als leibomen geplant worden, aan elke zijde van een muur die twee erven scheidt, zonder dat een afstand moet in acht genomen worden. Is de muur niet gemeen, dan heeft alleen de eigenaar van de muur het recht hem als steun voor zijn leibomen te gebruiken. In dit laatste geval is de andere buur steeds verplicht een zeer kleine afstand te laten. Hij mag geen gebruik maken van de muur en moet zijn leibomen bijvoorbeeld tegen een lat of traliewerk laten groeien.

Strafbepalingen

De nabuur kan rooiing eisen van bomen, hagen, heesters en struiken die op een kortere afstand geplant zijn dan de wet bepaalt. In geen geval mag de nabuur de bomen zelf kappen. Indien de eigenaar het verzoek om de bomen te rooien niet inwilligt, kan de nabuur beroep doen op de plaatselijke vrederechter.

In drie uitzonderlijke gevallen is het rooiingsrecht niet van toepassing, namelijk in het geval van 30-jarige verjaring, een titel of bestemming van de huisvader.

De nabuur kan slechts gedurende dertig jaar de velling eisen. Staan de bomen reeds 30 jaar ter plaatse dan heeft de eigenaar door verjaring het recht gekregen ze te behouden op de onwettelijke afstand. De eigenaar kan ook door een titel, bv. een overeenkomst, het recht verkregen hebben om bomen op een onwettige afstand te bezitten. De term 'bestemming van de huisvader' betekent dat bomen, heesters, struiken of hagen geplant werden toen de twee aangrenzende erven nog aan dezelfde huisvader toebehoorden.

Over wiens eigendom takken hangen van bomen van de nabuur kan deze ook noodzaken de takken af te snijden. Hij mag ze niet zelf afsnijden. Indien de nabuur vrijwillig weigert aan de eis een gunstig gevolg te geven dan kan om tussenkomst van de vrederechter verzocht worden.

Degene op wiens erf wortels doorschieten, mag ze, in tegenstelling tot de takken, zelf weghakken tot tegen de grenslijn. Vruchten die vanzelf op de eigendom van de nabuur vallen, behoren de nabuur toe. Hij mag echter de vruchten die op overhangende takken voorkomen, niet plukken. Dit recht komt toe aan de eigenaar en niet aan de nabuur.

Het recht om wortels weg te hakken of takken te doen afsnijden kan niet verjaren. Het is een absoluut recht dat onvoorwaardelijk mag toegepast worden en altijd behouden blijft zelfs als de bomen ouder zijn dan dertig jaar.

Plaatselijke gebruiken

Plaatselijke gebruiken kan je bij twijfel opvragen bij de griffie van het plaatselijk vredegerecht.