Brouwerij | Nutskasten

Het gebouw waar we nu voorstaan, is opgetrokken uit baksteen afkomstig van de Rupelstreek. Oorspronkelijk huisveste het een huisbrouwerij met herberg. De oudste kern dateert rond 1700.  

In 1837 richt Minand Lamot hier de brouwerij “Het Canton” op. Hij vergroot het gebouw en vormt het om tot een stoombrouwerij met woonhuis. De aandrijving van de machines en verwarming van de ketels gebeurt nu door middel van stoom. De bierproductie stijgt op deze manier aanzienlijk. De familie Lamot woont in het woonhuis.

In 1907 vormt zoon Désiré de brouwerij om tot n.v. Désiré Lamot. Désiré ziet het groots en breidt de brouwerij uit met onder meer een mouterij en graanzolders. De kuiperij waar de houten vaten worden gemaakt en de paardenstallen uit de 18de eeuw blijven in gebruik. Désiré sticht ook Lamotbrouwerijen in Boom en Mechelen.

Tijdens deze periode zijn er negen brouwerijen actief in Willebroek en klein-Willebroek. Samen produceren ze wel 25.000 hectoliter bier. Voldoende bier om zowel de eigen gemeenten te bevoorraden, als uit te voeren naar de nabije omgeving én Antwerpen. De pils van Willebroek staat bekend om het feit dat hij harder schuimt.   

Tijdens droge zomer in 1950 is het waterpeil echter zo laag dat er water vanuit de Rupel in het kanaal wordt gevloeid. Dit is echter zout water. Een ramp voor de brouwerij want die trekt het nodige water voor de bierproductie uit het kanaal. Het resultaat is een mislukte productie. Het zoutgehalte blijft te hoog. De brouwerij moet noodgedwongen grote tonnen in Boom laten vullen met water. Dit is uiteraard zeer kostelijk. De brouwerij komt de ramp nooit te boven sluit definitief de deuren in 1960.

De hoofdzetel van Lamot bevindt zich op dat ogenblik al in Mechelen. In 1969 fuseert Lamot met Jupiler en gaat de naam verloren. Het gebouw in klein-Willebroek staat leeg. Er zijn meerdere pogingen om het gebouw af te breken. Uiteindelijk wordt het gebouw in 1981 gered en als dorpsgezicht beschermd. In de jaren nadien vinden de restauratiewerken plaats.


Bron:

Speciaal woord van dank aan Marcel Siebens